Vissende kat

De vissende kat (Prionailurus viverrinus) is een wilde kat van gemiddelde grootte die voorkomt in het zuiden en zuid-oosten van Azie. De IUCN heeft in 2008 deze soort geclassificeerd als bedreigd. Dit komt omdat de vissende kat voornamelijk op waterrijke plaatsen leeft. Daar heeft hij te kampen met watervervuiling en habitat vernietiging. Hierdoor is het aantal vissende katten in de afgelopen tien jaar sterk gedaald.

Net als zijn naaste verwant, de Bengaalse tijgerkat maar ook de platkopkat, leeft de vissende kat langs rivieren, beken en in de wetlands van Zuidoost-Azie. Hij kan erg goed zwemmen en haalt het meeste van zijn voedsel uit het water.

De vissende kat is ongeveer twee keer zo groot als een huiskat, en heeft een gewicht dat kan varieren tussen 5 en 16 kilogram. Ze hebben een lengte van 57 tot 78 centimeter lang. Hun poten zijn stevig en gespierd, en ze hebben een korte staart van ongeveer 20 tot 30 centimeter. Het gezicht is langwerpig met een platte neus en oren die ver achter op de kop zitten. Hun grove vacht is grijs met donker vlekken die in lange strepen langs het lichaam gaan. Ze hebben ook een paar donkere strepen rond de keel zitten, en ook een paar zwarte ringen op de staart. Op het gezicht zitten vrij veel donkere stippen en de oren zijn klein en rond. Bij de borst en buik is de vacht lichter maar vaak wel bedekt met vlekken. Zijn klauwen hebben kleine, slecht ontwikkelde zwemvliezen. Door zijn tenen te spreiden, kan hij zich makkelijker voortbewegen over drassige grond

De vissende kat komt voor in waterijke gebieden in Zuidoost-Azie. Hij komt voor in Pakistan, Noord-India, Nepal, Zuid-China tot in het zuidelijke Java, Sri Lanka, Sumatra. Je kunt ze zelfs vinden tot een hoogte van 1,5 kilometer in de Himalaya. Wat leefgebied betreft geeft de vissende kat de voorkeur aan waterrijke gebieden met dichtbegroeide oevers, waar hij zich kan verbergen en waar hij kan slapen. Ook komt hij voor in moerassen, meren, rivieren en bij beken.

De vissende kat is een solitair nachtdier, hoewel dat laatste niet bevestigd is. Ze kunnen met gemak lange afstanden zwemmen, zelfs onder water. Volwassen katten kunnen een grinnikend geluid maken, maar verder klinken ze zoals de meeste huiskatten.

Ongeveer driekwart van hun voedsel bestaat uit vis. De resten van hun dieet bestaat uit vogels, insecten, kleine knaagdieren en aas dat achtergelaten is door andere roofdieren. Ook kunnen ze weekdieren, reptielen en amfibieen eten. Ze jagen langs de randen van het water en kunnen zo hun prooi uit het ondiepe water te grijpen. Soms  slaan ze hun prooi eerst uit het water om het dan te grijpen.

Ze markeren hun territorium door middel van hun urine, waarmee ze geursporen achterlaten. Ook kunnen ze geursporen achterlaten met behulp van de geurklieren in hun wangen. Ook scherpen ze hun klauwen en kunnen ze flehmen. Met flehmen laten ze hun tanden zien, waardoor het lijkt alsof ze aan het grijnzen zijn. Het doel van flehmen is om krolse vrouwtjes op te sporen.

Vissende katten kunnen op elk moment van het jaar paren, maar meestal gebeurd dat in januari en februari. Het vrouwtje bouwt een hol in een afgelegen gebied, zoals een dicht struikgewas. Na een draagtijd van 63 tot 70 dagen werp ze twee tot drie kittens. Bij de geboorte zijn de kittens zo’n 170 gram. Als de kittens twee maanden oud zijn beginnen ze vast voedsel op te nemen, maar ze zijn pas volledig gespeend na zes maanden. Na ongeveer acht en een halve maand hebben ze de volwassen grootte. Hun hoektanden hebben ze na elf maanden, en na vijftien maanden zijn ze geslachtsrijp. In gevangenschap kunnen ze tien jaar worden.